indo2017.reismee.nl

Komodo - van Jurassic Park tot Nemo

Om half negen (dinsdagpchtend) halen Robert en Andi ons op. We rijden naar de haven waar we afscheid nemen van onze chauffeur.

Onze boot ligt aan de kade, althans voor de kade; we moeten vanaf een smal treetje twee meter omlaag springen of stappen om op de boot te komen. Met enige moeite kom ook ik (Maaike) aan dek.

Het is een houten boot van ongeveer 12 meter lang met een afdakje waar we onder kunnen zitten of liggen op lange banken. Andi gaat mee aan boord. Verder zijn er twee bemanningsleden die hoegenaamd geen Engels spreken. De kapitein draagt een hoofddoek met doodskoppen erop en lijkt daardoor erg op een piraat.

We varen ruim twee uur over een kalme zee naar Rinca, het eerste eiland van nationaal park Komodo. Onderweg konen we langs kale droge eilandjes met maagdelijke strandjes.

We leggen aan tussen andere boten en kunnen via een buurboot aan land komen. We lopen naar de ingang van het nationale park en het gevoel dat we in een deel van ?Jurassic Park? beland zijn groeit met de minuut.

Als er bij de ingang twee reusachtige beelden van rechtopstaande varanen staan is het zeker: hier lopen dinosauriërs vrij rond. Onze ranger heet Dino ( hoe kan het anders?) en hij zal, gewapend met een flinke stok met V-splitsing aan het uiteinde de weg wijzen en ons beschermen. Andi heeft ons gezegd dat we lange broeken aan moeten. Als ik vraag waarom dat is, zegt hij dat dat vanwege de slangen is. Brr.

Dino zegt dat er cobra's en andere slangen, apen, buffels en natuurlijk varanen (die in zijn taal landkrokodillen genoemd worden, en in het Engels Komodo Dragons) in het gebied voorkomen. De stok dient om varanen op afstand te houden.

We vallen meteen met onze neus in de boter. De varanen mogen normaliter niet (meer) gevoerd worden, maar omdat er een hoge piet uit Jakarta op bezoek komt, die een hoop geld heeft neergelegd, bungelt er vandaag een geit aan een boomtak.

Jurassic park, hallo! Er is een heel varanengezin op dit spektakel afgekomen. Later leren we trouwens dat de mannetjes en vrouwtjes gescheiden leven. Een vrouwtje ligt 30 eieren waarvan er na negen maanden 3 a 5 kleine varaantjes worden. De eieren worden goed bewaakt door moeder, maar zodra ze geboren zijn moeten de kleintjes zich maar redden met het risico door hun vader verslonden te worden. Varanen zijn vleeseters en een dorpje waar een paar rangers en bewoners door varanen gedood zijn is onlangs geëvacueerd.

Dino zegt dat we op 3 tot 5 meter afstand moeten blijven dus dat doen we braaf.

Tijdens onze wandeling van anderhalf uur zien we vrouwtjesvaranen op nesten liggen, kleintjes rondscharrelen en zes grote dieren onder de rangerskeuken liggen.

Het zijn grote, indrukwekkende beesten, die gelukkig niet in ons geïnteresseerd zijn. En passant zien we heel veel kleine hagedissen door de bladeren wegschieten en stuiten we ook nog op apen en een buffel en een hert.

Weer veilig terug op de boot varen we naar een plek waar we kunnen snorkelen. We hebben al de hele reis onze nieuwe snorkelmaskers meegesjouwd en die komen nu eindelijk van pas. We krijgen zwemvliezen te leen van de kapitein en dobberen anderhalf uur rond boven het koraal. We zien duizenden vissen, blauwe, gele, groene, grijze, grote, kleine en zeesterren en zelfs zelfs haaien laten zich zien.

Hierna varen we naar een baai bij het eiland Komodo waar het anker uitgaat en de kok aan de slag gaat voor het diner.

Het is superlekker (maar telkens veel te veel). De nacht valt snel in de tropen, telkens in een prachtige geel-oranje-roze-rode gloed.

De matrassen waren erg dun helaas dus de nacht was wat matigjes. Na het ontbijt (bananenpannenkoek) gaan we opnieuw een varanentrek doen, maar nu op Komodo.

We worden weer begeleid door een enthousiaste ranger, die ons naar een waterpoel brengt waar alle diersoorten van het eiland naar toe trekken. Wilde zwijnen, herten en - jawel, alweer varanen! Ze bijten trouwens hun prooi die door gif en bacteriën verzwakt en sterft - dus we houden veilige afstand (de foto vertekent een beetje)

We kopen wat T-shirts als herinnering en stappen (klauteren!) weer aan boord. Ook vandag gaat er gesnorkeld worden - en hoe!

Onder begeleiding van gids Andi vliegen we over de wondere onderwaterwereld - we wanen ons op de set van Finding Nemo. Clownvissen zien we wel vaker, maar meezwemmen met een schildpad, magisch! Haai, rog, baracuda zelfs, te veel om op te noemen. Geen foto’s helaas - maar kijk Finding Nemo gewoon een keertje terug dan weet je het precies. Uniek!

We varen terug naar Labuan Bajo en nemen afscheid van kapitein en kok, en een regenbui stort zich uit over ons hoofd  (even wennen na de zon op de eilanden!). We eten pizza in het stadje, op een balkonnetje met uitzicht op zee. De laatste avond!

Van Ruteng naar Labuan Bajo

We slapen nogal matig in het klooster want ons bed kraakt verschrikkelijk. Als één van ons zich omdraait zijn we allebei wakker.

Na een vroeg ontbijt (want mogelijk tot uiterlijk half acht) staat de auto als vanouds op ons te wachten. Andi vertelt dat het weinig had gescheeld of we hadden geen auto meer gehad: toen Robert gisteravond even een winkeltje ingelopen was en de auto stationair liet draaien was de Toyota verdwenen toen hij terug kwam. Hij had een motorrijder gesommeerd er achteraan te rijden en de auto was klem gereden. Er zat een naar later bleek aangeschoten man in die bij hoog en bij laag beweerde dat het zijn auto was. Gelukkig stelde de dief zelf voor naar de politie te gaan en daar werd al snel duidelijk dat de autopapieren op naam van de baas van Robert stonden. Robert had maar geen aangifte van diefstal gedaan, anders had de auto als bewijsmateriaal op het bureau moeten blijven.

Afijn, we rijden een half uurtje naar een plek waar we een mooie wandeling langs de rijstvelden maken. Het eerste stuk gaat omlaag en is wat glibberig, maar verderop is het beter te doen en het uitzicht is heel mooi. Er lopen soms vrouwen met parasols, dat is een prachtig gezicht.

Aan het eind van de wandeling, in een dorpje, staat Robert weer met de auto.

We vervolgen onze weg en rijden door een plaats waar een grote RK kerk is waar we stoppen om een foto te nemen. Maar veel interessanter is wat er aan de overkant op een schoolplein gebeurt. Daar staan een paar honderd scholieren in uniform een soort militaire training te doen. Andi legt uit dat het een activiteit ter voorbereiding van een excursie is, die dient om verbondenheid en eenheid met de natuur te creëren. Het is heel intrigerend, alleen al om zoveel kinderen in schooluniform te zien, maar ook de rituelen met bamboestokken, handgeklap en gezang.

We rijden verder en stoppen nog even in een traditioneel dorpje (we raken de tel kwijt) maar ookbij de zogeheten spinnewebrijstvelden. Die zijn heel bijzonder om te zien. Andi vertelt dat de spinnenwebvormige sawa's uniek zijn in de wereld en dat het patroon een weergave is van het verdeelsysteem.

Iedere familie heeft recht op een stukje grond, de leider krijgt het grootste stuk en bepaalt met behulp van drie vingers (duim, wijsvinger en pink) wie welk driehoekige partje van de sawa krijgt, niet democratisch, en ook niet eerlijk maar het is wel een systeem. En fotogeniek bovendien.

Na de lunch in een eenvoudig restaurantje onderweg rijden we in twee uur door naar Labuan Bajo, een strandplaats waar we in een mooi hotel aan het strand zitten. We zitten even aan het strand en nemen een duik in zee maar er kwam een enorme regenbui aan.

Nu zitten we op de overdekte veranda van onze kamer en luisteren naar het geklater van de tropische bui. Herman leest De Stille Kracht - zouden de bedden er toen ook zo bij hebben gestaan?




Van Bajawa naar Ruteng

Vandaag moeten we een flink stuk rijden naar Ruteng - eerst helemaal naar zeeniveau en dan weer net zo'n stuk weer omhoog, dit alles over duizeligmakend bochtige wegen.

Aan zee bezoeken we één van de vele Arak-stokerijen aldaar, allemaal hartstikke illegaal. Het vocht van een palm wordt op 10 meter hoogte in een palm opgevangen in een huis/tuin/keukenemmer, met acrobatiek 2 keer per dag omlaag gebracht en na een paar dagen gisten in een soort klei-oven verhit.

De verdampende alcohol wordt afgekoeld door middel van een 5 meter lange bamboepijp. Bij scheikunde deden we dat met een alembic :-).

Aan het uiteinde van de bamboe staat een jerrycan met het resultaat. Het smaakt best vies (naar bittere jenever), kost ongeveer 3 euro de liter, in herbruikte waterflessen, wordt aan de straat verkocht. Net als benzine trouwens, in diezelfde waterflessen - je kan je maar beter niet vergissen.

Door prachtige natuur reden we weer de bergen in - schitterende vergezichten waren ons deel.

Als we voor een wegomlegging van de weg af moeten komen we langs een wasplaats in de rivier, waar naar hartelust kleren, brommers, auto's en mensen worden gewassen.

Robert is een prima chauffeur die ons (naar Indonesische maatstaven) kalm door het verkeer loodst. We merken dat, nu het zondag is, er extra veel volk op de been is, groot en klein, van of naar een kerkdienst. Erg veel auto's zijn er niet, men rijdt motor of neemt de bus. Moet er een geit mee? Die kan dan mooi op het dak!

In Ruteng slapen we in een klein nonnenklooster net buiten het centrum. Eigenlijk heeftiedereen die we gesproken hebbenhier geslapen, het is verzorgd, schoon, er is goede WiFi - alleen moet je vóór half acht ontbeten hebben (zou de ochtendmis dan beginnen?).

Na de lunch gingen we over een werkelijk prachtig en schilderachtig klein landweggetje naar een grot hier in de buurt. Hier is namelijk de afgelopen jaren de Floresmens ontdekt (Homo Floresensis), aka de hobbit. De theorieën lopen nog uiteen, maar de meest gangbare is dat in de laatste ijstijd (toen alle zeeniveaus 100m lager waren) de homo erectus (voorloper van sapiens) zich oostwaarts verspreidde door de Indonesische Archipel, en dat, toen het ijs begon te smelten en de zeespiegel steeg, een aantal van hen geïsoleerd achterbleef op wat nu het eiland Flores is. Door omstandigheden kromp deze tak tot een schamele 1m15- vandaar dus de naam hobbit. Ik heb niks gelezen over de grootte van hun voeten of oren trouwens.

In deze grot zijn dus enkele jaren geleden daadwerkelijk de eerst resten van deze mensjes gevonden. Daarvoor moesten de archeologen trouwens 6 meter diep graven - het resultaat van vele vulkaanuitbarstingen (die waarschijnlijk ook tot de ondergang van de Homo Floresensis hebben geleid. De plek doet super sprookjesachtig aan.

In het museumpje staat alles nog een keer uitgelegd. Maaike gaat graag met een hobbit op de foto natuurlijk.

We lopen nog wat langs de rijstvelden - het is hier erg mooi.

Op de terugweg vertelt Andi uit wat voor wereld hij komt. Het dorpje is slechts lopend te bereiken, er is geen elektriciteit, sinds kort is er een waterleidingbuis heen gelegd, geen toilet - alleen een septic tank van bamboe. En met 14 jaar uit huis omdat hij naar de middelbare school ging. Bij zijn huwelijk werd er verder (uiteraard) een varken geslacht, en heeft de ziener in het varkenshart zijn toekomst gelezen. We kennen deze verhalen eigenlijk alleen van sprookjes, maar het is dus echt waar!


Rond Bajawa

Vanochtend splitst ons programma zich. Maaike blijft namelijk lekker rond hotel Happy Happy luieren terwijl gids Andi en ik (Herman) een flink eind gaan wandelen - uiteraard naar (de topvan)een vullkaan hier in de buurt en het bijbehorende kratermeer.

Het is inderdaad een lekker klimmetje - zeker als we inderdaad besluiten te gaan kijken of we bij het (knalgele) kratermeertje kunnen komen. Gelukkig lukt dat prima,en weten we heelhuids het echte pad en de auto weer te vinden.

Ondertussen hoor ik Andi uit over politiek, en gezondheidszorg, en vertel ik hem hoe ik in april mijn been brak en waarom ik een steunkous draag. Dat ‘kous’ in het indonesisch ‘kaus’ is zal niemand meer verbazen.

Door intensieve voorlichting, het gebruik van klamboes en door intensief ‘sprayen’ in de steden is het malariaprobleem hier trouwens enorm verminderd. En nu we het toch over enge ziektes hebben, in 2003 was hier een enorme rabies-epidemie onder de hondenpopulatie en is zijn ALLE honden op het eiland afgemaakt. Best wel drastisch.

Als we terug komen bij het hotel ligt Maaike daar zeer relaxed op de veranda te lezen en youtubefilmpjes te kijken.

Vanmiddag gaan we (alweer) naar twee traiditionele dorpjes ten zuiden van Bajawa, onder de rook, of eigenlijk beter gezegd, in de wolken/mist van de vulkaan Gunung Inerie.

Het eerste dorpje dat we bekijken heet Luba en is gebouwd in twee lagen. Ook hier zijn de huizen van bamboe en kokoshout. Er hangen kleurige lappen, producten van de weefhuisvlijt van de vrouwen. Er zijn buiten de huizen altaarhutjes voor vrouwen en mannen apart. Kinderen spelen buiten. Mannen zien we niet.

We lopen door naar het buurdorpje Bena. Dit is beroemd om zijn megalieten, grote rechtopstaande stenen die midden tussen de huizen staan om de graven van voorouders te markeren. We krijgen een shawl om om ons welkom te heten - en we hadden het al zo warm...

Zo doods als het plaatsje gisteren was, zo vol leven is Bena. Er klinkt getimmer omdat een groep mannen een soort offertafel voor een nieuw huis aan het uitbeitelen is. Er worden sierlijke figuren uitgeklopt ter decoratie. Sowieso worden er regelmatig nieuwe huizen gebouwd.

Kinderen doen handklapspelletjes (lijkt erg op steen papier schaar), doen verstoppertje, vrouwen zitten te weven, tientallen kippen scharrelen rond, een varken knort en iedereen begroet ons allerhartelijkst, ondanks het feit dat uit het gastenboek duidelijk is dat er hier een paar dozijn toeristen per dag komen.

Er is een informatiecentrum, waar bezoekers een donatie geven aan de gemeenschap (een paar euro) en verwerven daarmee het recht om mensen en omgeving te fotograferen (is onze theorie). Bovendien kopen we twee shawls en een bamboe beker.

Ook hier worden zeerregelmatig dieren geofferd. Gisterochtend is er nog een buffel geslacht om een hut in te wijden - het de bloedvlekken waren overal nog vers en kleverig.

Veel vrouwen hier kauwen voortdurend op betelnoten, waardoor hun tanden en speeksel rood kleuren, als ze tenminste nog tanden hebben, en hun lippen op lijken te zwellen. Een tandeloze vrouw laat ons zien hoe ze noten fijn stampt in een buffelhoorn zodat ze toch het notenpoeder kan eten.

Er liggen koffiebonen, cacaobonen en macademianoten te drogen. Andi laat ons zien hoe hij als kind knikkerde met macademianoten.

We lopen naar boven waar een Mariabeeld van een blanke Maria is. Temidden van alle offerrituelen bloeit het Rooms Katholieke geloof hier ook nog.

We eten 's avonds heel lekker in een restaurantje niet ver van het hotel. Ik (Maaike) nam voor het eerst friet (wel met kip met zoetzure saus hoor). Heerlijk ter afwisseling van de rijst.

Later hebben we op de veranda van het hotel nog lang zitten praten met backpackjeugd (van rond de 25) die hier vandaag is komen aanwaaien, wisselen wat tips uit over de gebieden waar we net vandaan komen. De een is trouwens het afgestudeerd in Utrecht en begint over 10 dagen als advocate, een ander is al anderhalf jaar op reis en van plan dat nog een paar jaar te blijven doen. Onvoorstelbaar hoe internet een revolutie is geweest voor vrijwel alle aspecten van het wereldreizen (contact met thuis (whatsapp en skype), tickets en hotels boeken (booking.com), de weg vinden (google maps), werken onderweg (email, vpn) en ook reisgenoten zoeken (facebook).




Van Ende naar Bajawa


We hebben om 9.00 afgesproken met onze chauffeur en gids - dat is mooi 5 uur (!) later dan gisteren. Wat een luxe! We rijden vanuit Ende naar het westen, over bochtige wegen, door palmenbossen en langs de zee naar het blauwe kiezelstrand. Het is een vreemd gezicht, al die blauwe stenen op het zwarte (lava)zand van het strand. De blauwe kleur komt door de vulkanische grond. We drinken er een cola bij een tentje. We zijn de enige mensen op het strand en op het terras.

We vervolgen onze tocht naar een dorpje van de Ngada stam, Wogo geheten. De hutten lijken op die van het tweede dorpje gisteren, maar dit dorp is gebouwd rondom een vlak plein, een vlakte dus we hoeven niet te klimmen. Het lijkt een beetje een stoffige boel. Zou dit nog echt in gebruik zijn?

Bij deze Ngada stam zijn de vrouwen eigenaars van de woningen. Als een man wil scheiden moet hij het huis uit, een makkelijk en duidelijk systeem, het scheelt een hoop voorlopige voorzieningen procedures.

We worden opgewacht door Laetitia die (niet zo blij is want) door haar man is verlaten voor een ander. Daarna woonde ze met haar moeder maar die is pas overleden. We mogen haar huis bekijken en de schamele bezittingen en krijgen Arabiakoffie van in de buurt gekweekte koffiebonen. Die smaakt goed.

We lopen nog even door het dorpje en zien dat elke clan binnen het dorp zijn eigen offerhutje heeft, en zijn eigen offersteen - met bloed uiteraard.

In de auto praten we met Andi over het rechtssysteem. Voor zover we begrijpen is de dorpsoudste degene die civiele kwesties binnen het dorp beslecht. Dorpsoudsten kunnen schadevergoeding opleggen: het betalen van een kip, varken, hond of buffel.

Als je bijvoorbeeld (met opzet dan wel per ongeluk) iemand in de gezamenlijke badplaats aantreft als je niet met een roep (‘Volluk!’) je komst hebt aangekondigd moet je een groot varken betalen. Voor belediging een kip.

Voor het kappen van gemeenschappelijk bamboe een hond.

Ook kan je het dorp uitgezet worden als je herhaaldelijk niet de instructies van de leider volgt, dan wordt je land afgepakt. Maar als je excuus maakt mag je een geit geven aan het dorp, die onder publiekmaking van de overtreding en van het excuus door iedereen gezamenlijk wordt opgegeten.

We overnachten vandaag in Bayawa, een plaats op 1200m hoogte, met 50.000 inwoners. We lunchen met nasi en mie (hoe origineel) in een lokaal restaurant, waar iedereen het erg spannend vindt om met ons te praten. Het eten smaakt prima, er zit kraakverse kroepoek bij.

We gaan daarna meteen naar hotel Happy Happy waar we onze kamer betrekken en een korte siësta houden, alvorens we naar een warmwaterbronbad gaan - volgens onze gids (en ook volgens de Lonely Planet) absoluut de moeite waaard. En inderdaad - het is een mooi aangelegd park, waar heet water ontspringt, dat vervolgens afkoelt / mengt met water uit een riviertje. Zo ontstaan eem paar bassins met verschillende temperatuur waarin het goed dobberen is. Omdat het water nogal stroomt hoeven we niet bang te zijn voor de malariamug, die sowieso voornamelijk in de regentijd pas echt een probleem is.

Op de terugweg zien we veel honden lopen en vertelt Andi zonder blikken of blozen dat dat gewoon de vleesvoorraad is. Als mensen geen tijd hebben om naar de (ver gelegen) markt te reizen slachten ze een hond, of een kip. Als op een menukaart “R/W” bij een gerecht staat dan is dat dus Bello of Fikkie. Goedmom te weten ...

Florenezen eten trouwens ook muis en vleermuis, kikkers, slangen, insecten, etc. Het slachten van eigen dieren is dan ook volkomen normaal, niet alleen bij rituelen, maar ook gewoon om te eten. De dieren worden snel gedood zodat ze niet onnodig lijden en tot dat moment hebben ze vrij rondgelopen en worden ze goed verzorgd. We gruwelen eerst wel van de slachtverhalen maar realiseren ons dat de dieren hier geen slecht leven hebben.

We eten dus maar gewoon Nasi Goreng en Ayam bij een volstrekt native restaurantje 3 huizen verderop en werken wat aan de blog.


Kelimutu

We zijn gisteren al om half negen naar bed gegaan omdat we om half vier weer op moeten. We krijgen zo langzamerhand een omgekeerd dag/nachtritme net als mijn psychotische of manische cliënten. Of studenten :-)

Andi en de immer zwijgende Robert staan al te wachten. We rijden in onze auto naar de Kelimutuvulkaan, niet met jeeps en ook niet in colonne dit keer. Kelimutu betekent trouwens Kokende Berg, hoe toepasselijk voor een vulkaan.

We lopen via een zelfs met straatlantaars verlicht voetpad (aan straatverlichting doet men hier normaal gesproken niet) naar boven. Via hobbelige traptreden komen we bij een plateau aan waar we op de zonsopkomst wachten. Er is een trap gebouwd waarop we kunnen zitten zonder last te hebben van de andere toeristen, wat er trouwens beduidend minder zijn dan op de Bromo en ook vinden we het ander publiek, minder oud (wij zijn de oudsten) en wat sportiever (op mij na). Backpackers, ouders met jonge kinderen en wij dus.

De zon komt op en het kleurenpalet verandert per minuut. Het is adembenemend mooi.

We kijken uit over twee van de drie meren, het meer voor jonge mensen, het meer van de slechteriken en achter ons lag het meer van de ouderen. Men gelooft hier dat de geesten van de overledenen door een sorteersteen die we onderweg zagen naar een van de drie meren worden gestuurd. Oud ben je vanaf 50 (!), slecht ben je als je slecht geleefd hebt.

De meren hebben elk een andere kleur en veranderen regelmatig van kleur onder invloed van de zon, temperatuur en mineralen. Vandaag is het meer van de jongeren turquoiseblauw, het meer van de slechte geesten donkerder blauw en het meer van de ouderen colabruin.

Als de zon al een tijdje schijnt, lopen we terug langs het meer van de slechte geesten dat letterlijk meer van de mens/wilde katten betekent omdat de kwade geesten als wilde katten zwarte magie komen uitvoeren in de huizen van nietsvermoedende mensen.

Het is fijn dat we Andi als gids hebben want hij vertelt ons van alles. We hebben eigenlijk het gevoel dat we continue aantekeningen moeten maken om alle details niet te vergeten.

We lopen terug naar de auto en zijn drie kwartier later terug in de Eco Lodge waar we naar goed gebruik ontbijten met een omeletje, toast en fruit - hierbij begeleid door de zang van pakweg een miljoen enthousiaste krekels.

Om negen uur vertrekken we weer. We rijden door het prachtige groene bosachtige landschap naar de volgende bezienswaardigheid, het authentieke Lio-dorpje Saga. Hier worden we rondgeleid door Max, de chief van het dorp, de zoon van de vorige chief die drie jaar geleden op 95-jarige leeftijd is gestorven. Het is een heel bijzonder dorpje, we wanen ons in de oertijd. De hutjes zijn van palmbladeren en hebben daken van stro. De hutten worden nog bewoond, we zien vrouwen de was doen.

Er scharrelen kippen rond en we spotten langstaartmakaken in de bomen. Max vertelt dat de apen bananen en cacaobonen uit de bomen in het dorp roven. Elk huis laat eigen koffiebonen en cacaobonen groeien en ieder gezin heeft een rijstveldje voor eigen consumptie.

Voor het huis van de chief (waar Max, zo merken we later, niet meer woont) is een offerplaats.

Vroeger werden daar jonge jongetjes geofferd, later buffels maar die werden schaars, dus tegenwoordig gebruiken ze daar varkens voor, ofzo nu en dan een kip om de bloedsporen op de paal vers te houden, anders is het natuurlijk geen gezicht. Want Flores is weliswaar grotendeels rooms katholiek, maar daarnaast wordt ook het animistische geloof beleden, dat zielen ziet in voorwerpen, mensen en voorouders die met offers gunstig gestemd worden.

Het grootste offerfeest is het oogstfeest in september, dan wordt er twee dagen gedanst na het slachten van (tegenwoordig dus) een varken.

Max vertelt dat zijn vader begraven ligt vlak bij de chiefs woning, dat is gebruikelijk, om je overledenen vlakbij je hut te begraven. Omdat zijn vader de chief was, is er toen ook geofferd en drie keer met de kist om het altaar gelopen.

We klimmen tegen een muurtje op naar de andere clan van het dorpje. Het lukt me wonderbaarlijk goed om dit te volbrengen, maar ik zeg wel meteen dat ze niet langs dezelfde route terug naar durf. Hier zijn net zulke huisjes. Gelukkig is er een andere weg naar beneden.

We komen terug bij de kerk waar de auto staat en rijden naar Max's woning, een moderne stenen woning.

Max geeft ons hele sterke en behoorlijk smerige koffie uit eigen tuin en laat ons op zijn pc wat filmpjes van ceremonies zien. We zien mannen in traditionele kledij met de kist met zijn vader rondlopen en we zien honderden mensen de oogstfeestdans doen. Dan nemen we afscheid en rijden we verder.

We rijden terug naar Ende. Andi kent daar een restaurant waar je heerlijk gegrild varkensvlees kunt eten met brenebonensup (bruinebonensoep). We bekijken de menukaart die drie pagina's lang is en besluiten in verband met onze magen 1 pakket 1 te nemen (dat is die soep met rijst, babi en groenten) en een mie. Dan blijkt dat niets van de menukaart verkrijgbaar is behalve pakket 1. Dan maar twee pakketten nummer 1 besteld of vier eigenlijk want Robert en Andi eten ook mee. De bonensoep lijkt gelukkig voor onze magen totaal niet op Hollandse bonensoep, hij is dun en licht verteerbaar, hier en daar drijft een eenzame bruine boon. De babi (pangang denk ik) is heerlijk. De groente van onder meer Papayabloesem laat ik liggen.

Na de goedkoopste lunch van deze vakantie (76000 roepie = € 5) gaan we er weer op uit, rijdend langs de zee, naar een ander traditioneel dorpje, Wolotopo.

Hier zijn veel huizen van steen, dat zien we als we de hoge treden van het pad beklimmen. Ik begrijp niet waarom treden hier zo reusachtig hoog zijn, ik (Maaike) heb toch enorm lange benen -zeker vergeleken met de gemiddelde Indonesische vrouw- maar ik heb moeite om de treden te nemen. Afijn, we lopen tot we bij een aantal wevende vrouwen komen, dit keer niet met weefgetouw maar handmatig.

De vrouwen zitten onder een voor ons, lange hollanders, onhandig laag afdakje. We krijgen uitleg over wat ze maken, ze zijn vriendelijk, maar ontdooien pas echt als we foto's van Eline en Anne laten zien.

Als Herman per ongeluk het weefgetouw ‘omstoot’ moeten ze keihard lachen. Ze besluiten dat onze meiden een tweeling zijn en dat Eline op mij lijkt en Anne op Herman.

Ik mag nog even draad tot een knotje draaien maar als ik de draad breek houd ik maar mee op. Ik heb hier al meer gehandwerkt dan in Nederland in 30 jaar.

We lopen verder naar een bamboehuis dat als gemeenschappelijke woning voor zes gezinnen dient. Heel fascinerend om te zien hoe zoveel mensen leven, kokend op houtvuur, slapend in kleine kamertjes en met nul privacy in een huis ter grootte van onze benedenverdieping. Ook hier is iedereen heel vriendelijk. We zijn welkom om te kijken hoe ze wonen en naar hartelust foto's te maken.

We bedanken hen, schrijven iets in het logboek en geven een bedragje als dank.

We rijden terug naar Ende via een paar uitkijkpunten

en laten dan ons afzetten bij ons hotel. Andi wil ons nog veel meer laten zien maar het is inmiddels kwart voor drie, we zijn al elf uur in touw en willen even relaxen en aan ons blog werken bij het zwembad. Aldus geschiedt. Helaas vinden we het zwembadwater er vies uit zien maar we poedelen toch even, er voor zorgend dat we geen druppel in onze mond of oren krijgen. We kunnen er natuurlijk wel prima even de blog doen; nu we weer terug zijn in de bewoonde (wifi-)wereld kunnen we de oplgelopen achterstand mooi inhalen

‘s Avonds eten we in het zelfde restaurant als gistermiddag maar nu nasi goreng. Op de bovenverdieping is een bruiloft aan de gang en iedereen die weg gaat groet ons vriendelijk, alsof wij het ontvangstcomité zijn. Sommige gasten willen graag met ons op de foto.

Kennismaken met Flores

Het is weer allemachtig vroeg opstaan vandaag - want om 5 uur is er de taxi om ons op de 7:30 vlucht te krijgen. Sanur is leeg dus we zijn weer veel te vroeg.

Flores ligt een paar eilanden ten oosten van Java (ga het rijtje maar af: Bali Lombok Soembawa, Soemba Flores Timor, zelf nooit geleerd maar hoor het mijn moeder zo opdreunen) dus we vliegen met prachtig uitzicht eerst over Lombok en Sumbawa voordat Flores in zicht komt. Daar maken dan eerst een tussenstop in Labuan Bayo, om uiteindelijk in Ende van boord te gaan.

Hier worden we door gids Andi en driver Robert verwelkomd met een bordje Welcome to Flores Rensink Family. Much appreciated :-)

Het eerste wat we in Ende doen is een bezoek brengen aan het huis waar Bung Karno (Soekarno) door de Nederlands-Indische overheid naartoe was gestuurd bij wijze van ballingschap.

Hij is uiteindelijk natuurlijk president nummer 1 geworden, dus staan de stoel waaraan hij zat en het bord waarvan hij at als museumstuk uitgestald. Maaike’s interesse gaat natuurlijk met name uit naar het echtscheidingsconvenant waarin staat dat hij zijn ex 4200 gulden moest betalen.

Vervolgens naar de lokale markt - heel veel groente en fruit, hier en daar wat kippen en een enkele vis. En pepers in alle soorten en maten natuurlijk. Andi koopt wat bananen en een ananas voor onderweg.

De mensen zijn hier trouwens heel anders dan op Java en Bali: het zijn van oorsprong polynesiërs, donkerder, dikker en met kroeshaar - met een compleet ander straatbeeld tot gevolg.

Bovendien is men hier volgens onze gids - zelf ook afkomstig van Flores - ook veel assertiever van aard dan de zwijgende en afwachtende Javaan. Tenslotte is hier in plaats van 90% moslim (Java) of 85% Hindoe (Bali) 85% van de inwoners katholiek. Er zijn dus kerken in het straatbeeld verschenen, en is de kans om 4 uur te worden opgeroepen tot gebed nu erge klein (hoera).

Na de lunch, die de stelling ‘hoe verder naar het oosten hoe heter’ maar weer eens bewees, rijden we vanuit Ende de bergen in naar het dorpje Moni. De weg is ooit door de Nederlanders (door meerderen hier gewoon als ‘VOC’aangeduid) aangelegd om het vervoer van kruidnagelen naar de haven van Ende te vergemakkelijken.

Vanuit prachtig gelegen (edoch wifiloze) Kelimutu Eco Resort, waar we overnachten, gaan we morgenochtend keivroeg de Kelimutuvulkaan bestijgen om daar (maar weer eens) een zonsopgang mee te pikken. Hopelijk geen wolken!

PS bij het avondeten belt Anne met goed nieuws over haar eerste tentamen - waarop we nog maar een biertje doen

Luieren in Sanur

We hebben zoveel gereisd en gezien de afgelopen week dat we onszelf een dag niksen hebben beloofd. We ontbijten in ons resort aan het strand met een ommeletje met toast en terwijl Herman de spullen haat voor een minimalistische stranddag (e-reader, zonnebrand, een fles water, zwembroek) pikt Maaike snel de laatste twee strandbedden in.

Als even later ook Maaike haar bikini aan heeft (hier op Bali mag dat zeker) zijn we er klaar voor. Het schijnt hier gisteren de hele dag geregend te hebben maar daar is niets meer van te merken, het is heerlijk weer het water is goddelijk, en we luieren dat het een lieve lust is.

Waar op Java vrijwel uitsluitend katten te vinden waren, lopen hier tientallen zwerfhonden door de stad en over het strand. Ze liggen loom onder de strandstoelenen zijn duidelijk aan mensen gewend.


We typen verder aan deze blog en zo wordt het lunchtijd. We besluiten niet in het hotel te eten maar lopen de straat op en belanden bij een pizzeria. We laten ons de pizza’s en niet te vergeten het Bintan biertje en de Balinese wijn prima smaken.

Op de terugweg koopt Maaike een wijde Oale Put-achtige jurk met ceintuur. De mode is hier totaal anders dan op Java waar vrouwen met hoofddoek het straatbeeld bepalen en de meeste toeristen zich aan de Islamitische moraal aanpasten door schouders en knieën te bedekken. Hier op het Hindoeïstische Bali mogen we in korte broek, en lopen alle toeristen met blote schouders en korte jurkjes. De niewe jurk is trouwens lang maar laat wel de knieën bloot, wat op Java not done was. Sterker nog, zelfs de modepoppen hebben daar hoofddoekjes om, terwijl ze hier soms kort blond haar hebben.


Na de lunch komen we langs een massagesalon en besluiten een fullbodymassage van maar liefst anderhalf uur te nemen. We liggen op bedden naast elkaar en worden letterlijk van top tot teen onder handen genomen. Beklopt, uitgerekt, gekneed, gewreven, met olie ingesmeerd, weer schoongewassen, afgedroogd, kortom het hele pakket. Heerlijk ontspannend en o zo passend bij deze luierdag. Een grappig detail is trouwens dat we in 2006 op ditzelfde strandje zaten:


‘s-Avonds eten we bij een mini-restaurantje waar het bedienend personeel luid zingend in de mini-keuken staat en Bob Marley aan de muur prijkt. We eten knetterend verse nasi goreng en gado gado - misschien wel de lekkerste tot nu toe. Ondanks het gebrek aan ruimte wurmt zich toch nog een tweemans-mini-bandje tussen de mini-tafeltjes en wordt de avond uitgeluid met livemuziek.